Kunstenaar Peik Suyling is oprichter van Bakkerij de Eenvoud. Brood bakken om verbinding te maken en beweging te creëren. Ooit riep hij:

‘Als ik vastloop in de kunst word ik bakker.’


In het Halbe Zijlstra-tijdperk bleef er weinig over van de culturele sector. Als reactie op deze ellende bouwde Peik samen met zijn dochter Gaia en meubelmaker Sander Borsje in 2012 zijn eerste houtoventje in een schaftkeet op wielen op de Buurtwerkplaats in Amsterdam Nieuw-West. Een kunstenaar die ook bakker is geworden. Het had een privéverhaal kunnen blijven, maar het bleek een nieuwe beweging te zijn naar de kunst. Inmiddels telt Bakkerij de Eenvoud zeven bakkerijen, allemaal van mensen die er op hun eigen manier hetzelfde over denken.

Peik: ‘Over de hele wereld wordt brood gemaakt van meel, gist, zout en water. Dat is overal hetzelfde en tegelijkertijd overal zo verschillend. Brood is een uitdrukking van cultuur. Brood bakken kan alleen als het rustig en veilig is in je omgeving, want als je moet rennen kun je niet eens graan verbouwen. En daarbij telt de toegang die ik nu als bakker heb tot andere culturen, want hoe zou ik als westerse man en behoorlijk opgeleide kunstenaar, ooit zo’n sfeer kunnen delen met Marokkaanse vrouwen uit het Rifgebergte? Onmogelijk. Echt onmogelijk. Ik ben ervan overtuigd dat broodbakken toegang biedt tot alle culturen.’
En dat is precies wat Peik wil: verbinding maken, beweging creëren en de bakkerij is een vehikel om dit voor elkaar te krijgen. Hij zit thuis in zijn werkkamer aan een houten tafel. Tegen de blauwe muur achter hem staan pannen, houten kratjes en blauw geruite theedoeken in een open kast.
Monter begint hij te vertellen dat hij het leuk vindt om het over eenvoud te hebben, en dat hij ook wil proberen de werking van kunst daarin te benoemen.

Maar je moet ook voor ogen houden dat mensen willen lezen wat er nu eigenlijk gebeurt in bakkerij.
‘Ja, ja, ja,’ antwoordt Peik, enigszins verstoord, ‘we hadden gisteren een gesprek met het bestuur van het Festival Hongerige Wolf en zij vroegen ook: wat gebeurt er nu eigenlijk in die bakkerij?’

Wat zei je toen?
‘Ik vertelde dat het een plek is waar mensen meegenomen worden zonder dat ze er zelf voor hoeven te kiezen. Meegenomen met het bakken van brood, het wachten, het vertragen. Als je met elkaar aan tafel zit, creëert dat een sociale sfeer waarin je elkaar tegenkomt. Het gebeurt gewoon; de dieperliggende lagen van mensen krijg je cadeau. Broodbakken is het creëren van voeding en van veiligheid. Het is ook eigenlijk altijd de uitkomst van iets samendoen, dat zegt onze vakman Gerrit van den Dries altijd. Je kunt geen brood bakken zonder boer, zonder molen, zonder een oven, zonder ervaring en kennis. In de bakkerijen zijn we er niet op uit om brood te produceren of honger te stillen, maar we bakken brood als ritueel, en alles wat dat teweegbrengt, brengt mensen in een andere staat van aandacht. Iedereen voelt dat heel diep. Er zal niemand zijn, of bijna niemand, die versgebakken brood ruikt en denkt: gadverdamme. Dat is trouwens niet helemaal waar, want in Amsterdam is er een bakkerij gestopt omdat nieuwgekomen yuppen klaagden over de geur van brood. Dat vind ik zo ongeveer het ergste wat er kan gebeuren. Gewoon een buurtbakkerij op de Overtoom…’

Peik vertelt verder over wat de geur van brood kan oproepen: diepgevoelde veiligheid, vrede, troost wellicht. Maar ook genieten, want er is niets zo lekker als samen een vers, warmgebakken broodje eten. Dat kan met brood, maar dat zou je nooit kunnen doen met een Mars die je in de supermarkt koopt.
Halverwege komt het gesprek op zijn ouders. Peik is ervan overtuigd dat hij eenvoud belangrijk is gaan vinden mede door de manier waarop hij is opgegroeid. Niet zozeer door de rationele opvoeding, maar door de omgeving en levenshouding van zijn ouders. Zijn vader was autodidact grafisch ontwerper en een totale adept van het Franse automerk Citroën, als jongetje al. Tegen de directeur van Citroën Nederland zei hij, toen hij die eenmaal een keer had ontmoet, dat hij de reclames wel wilde maken. Hij is bekend geworden omdat hij heel eenvoudige, sobere, strakke zwart-wit beelden maakte. ‘Dan had je een halve pagina krant met bijna niks, fantastisch. Gewoon ruimte!’
Enthousiast gaat hij verder: ‘Mijn moeder was een andere figuur. Zij had een positieve manier van zuinigheid, zij kon altijd met het minste toe en ze kon ontzettend genieten van het kleinste. Als we gingen wandelen had ze vijf koekjes bij zich en niet een hele rol. We kregen een koekje en dat was in feite ook genoeg.’

Het is best duidelijk waar jij je gevoel voor eenvoud vandaan hebt.
Peik knikt: ‘Dat is ook zo. We hadden in ons zomerhuisje een waterpomp, vooral ook omdat hij heel mooi was. Witte onderbroeken met dat water wassen ging niet, die werden roestig bruin. Mijn moeder haalde een teil water uit de rivier en daarmee kookte ze de was op het vuur. Met de roeiboot die ik had gingen we daarna de was uitspoelen: ik roeide en zij hing achter in de boot om de kledingstukken uit te spoelen.
Mijn moeder was een fervent tuinierster. “Hoe ga je de tuin en alles wat je daarin doet ooit kunnen loslaten als je oud bent?” vroeg ik haar op een dag. Toen zei ze heel eenvoudig: “Dat vind ik helemaal niet erg.” Ze voelde verbinding in haar tuin op de momenten dat ze daar was. In dat loslaten zit bescheidenheid die voor mij veel met eenvoud te maken heeft.’

‘In het kunnen loslaten zit een vorm van bescheidenheid’


Peik erkent dat hij nu zelf op een leeftijd is dat hij makkelijker kan loslaten dan vroeger. Onmogelijk dat hij de bakkerij op zijn vijfentwintigste had kunnen beginnen. ‘Het is mij overkomen, noodgedwongen weliswaar. Mijn culturele instelling Young Designers, mijn werk en mijn ambities heb ik radicaal moeten loslaten. Dus wederom een moment van eenvoud en daar de ruimte in vinden.’
Het is even stil. Peik kijkt naar buiten. ‘Toen ik begon met bakken in mijn eerste bakkerijtje had ik natuurlijk een prachtig concept: ik ga brood bakken en dat is mooi en eigenlijk was ik al helemaal in de betekenis. Ik heb echt moeten ervaren om geduld te krijgen. Dat ik moest vertragen. De tijd moest langzamer lopen als ik in de bakkerij bezig was.’

Was dat lastig voor je?
Een langgerekt en een beetje aarzelend: ‘Neehee, maar ik heb wel moeten leren om me over te geven aan een ander tijdsframe. Loslaten. Geduld. Een ander besef van tijd.’

Maar als je dat hebt moeten leren is het toch een soort drempeltje geweest…
‘Ja, dat was het ook. Ik was op zoek naar eenvoud en daarmee een basis om te kunnen beginnen. Maar dat bleek nog bedacht in een tempo, in de speed van: ik ga dit doen, goed plan, je zal eens zien hoe dat gaat werken.’

Nee, hij heeft niks tegen de snelheid van de wereld in het algemeen, want dat is hoe dingen ook moeten lopen en die alertheid heeft de wereld ook nodig. Maar zijn eigen snelheid werd onderuitgehaald toen hij begon met bakken. Daarnaast was er de onzekerheid die daar ook bij hoort. Is het vuur wel heet genoeg geweest? Het deeg wel gerezen? ‘Je bent zo afhankelijk van randfactoren waar je nauwelijks invloed op hebt. Deeg is een autonoom proces, daar kun je niet aankomen, dat moet je voelen. Deeg doet zichzelf. Dat is een enorme les in eenvoud en ook hier komt bescheidenheid bij kijken. Je moet heel erg in het moment zijn, anders mislukt het broodbakken gewoon.’
Broodbakken vraagt inzet, kost moeite. Je levert jezelf als het ware uit aan een proces dat je niet zelf in de hand hebt. ‘Precies dat aspect, dat je in een proces zit wat je niet kunt sturen, probeer ik te delen met anderen. Eigenlijk ontstaat het vanzelf als je met mensen in de bakkerij zit, want die gaan daarin mee. In die saamhorigheid ontstaat ruimte om te praten met mensen over dingen die hen bezighouden. Dat komt van binnenuit.’
Hij heeft best veel geleerd in de afgelopen jaren: jezelf overgeven, gul zijn aan wat er op dat moment is. ‘Want als je een grens gaat stellen gaat het niet zo makkelijk, dan compliceer je de zaak.’ Ook hier komt de eenvoud weer om de hoek kijken.

‘Ja!’ roept hij ineens verheugd, alsof hij terplekke een inzicht heeft gekregen. ‘Als je bescheiden blijft, stil kan blijven staan bij een situatie, kun je daar enorm je voordeel mee doen. Voor mij persoonlijk is het ook een goede tool gebleken om me niet gek te laten maken door allerlei dingen die moeten of die complex lijken. En ik ben geen vredesduif hoor, de gevechten, frustraties en fricties blijven ook. Maar dit is voor mij wel de weg naar eenvoud ja.’
‘Moment.’ Peik verdwijnt half onder tafel op zoek naar de lader van zijn laptop. Als hij weer in beeld is, gaat hij door: ‘Ik moet denken aan een heel mooie uitspraak die hier mee te maken heeft. Samen met stadspsycholoog Sander van der Ham stond ik met de bakkerij in Wijk aan Zee op een voedselfeest. We vragen wel vaker aan mensen wat eenvoud voor hen betekent. Meestal komt er dan een goed gesprek op gang. Maar deze jonge vrouw zei tegen ons: “O jee, nou, ik ga hier even over nadenken.” Even later kwam ze terug en zei ze: “Alles wat je met liefde benadert wordt eenvoudig.” Ze voelde het dus niet als opdracht maar als uitnodiging. Het is een uitnodiging om naar eenvoud toe te komen, zou ik willen zeggen.’
Alle bakkers geven op een bepaalde manier aan die eenvoud vorm, op hun eigen manier, in hun eigen werkelijkheid, met hun eigen capaciteit.
Maar nee, het is geen dogmatiserend project dat als doel heeft eenvoud uit te venten, dat is zeker niet de bedoeling. ‘We hebben geen zendingsdrang,’ zegt Peik stellig, ‘dat vind ik heel belangrijk om te onderstrepen.’ Stilte. Hij kijkt even uit het raam, over het water. Schuift een opschrijfboekje naar de rand van de tafel. ‘Maar intussen is het dus wel heel praktisch het doel om de mensen díe betrokken raken bij de bakkerij, al is het voor een bezoekje, te laten genieten van het moment. We zijn ook gastheer en hoeders van een goede sfeer. We zijn trots en ervan overtuigd dat we mensen een goed moment willen geven. En een ongelooflijk lekker broodje natuurlijk.’

En de kunst?
Daar wil hij het ook hebben, over de werking van de kunst met betrekking tot de bakkerij. Peik werkt vanuit zijn kunstenaarschap omdat daar de grondslagen in zitten waarmee hij zich wil verhouden tot de wereld. De bakkerij is zijn ‘work in progress’ vanuit dat kunstenaarschap.
Hij knikt: ‘Ja, de bakkerij mag als kunstwerk worden gezien en beoordeeld, dat vind ik goed. De reden dat we andere kunstenaars betrekken bij het project is om de werking van kunst meer ruimte te geven. Iedere kunstenaar zal het op zijn manier doen, dat is ook de bedoeling. Ze worden gevraagd om op hun eigen manier de bakkerij manifest te maken – een beeld of gedicht, film of muziek - hoe verbeelden zij wat er in de bakkerijen gebeurt. Dat zijn dan allemaal weer openingetjes voor andere mensen, als bewustwording of om vragen te stellen. Kunst helpt om dat wat er in de bakkerijen gebeurt, leefbaar en inleefbaar te maken. Om dát bespreekbaar te maken.’
Peik krabbelt even iets in zijn bruine notitieboekje, schuift het weer langszij en zegt: ‘Ik heb mijn eerste bakkerijtje aan mijn moeder opgedragen. Voor mij is dat een wezenlijk aspect, maar ik weet ontzettend goed dat dat verhaal voor niemand belangrijk hoeft te zijn.’
Hij kijkt weer naar buiten. Kunstenaar, bakker van de eenvoud.